Edgeøya is het derde grootste eiland van de archipel. Het eiland kreeg uiteindelijk de naam van de Britse koopman en walvisvaarder Thomas Edge, die in 1624 overleed. Hij ontdekte volgens de Britten het eiland. Hessel Gerrits, de Amsterdamse aardrijkskundige, moest zich tevreden stellen met een vermelding door de bekende cartograaf Plancius in 1612: Gerrits Eyland.
De oostzijde van het eiland is bedekt met een stevige ijskap (Edgeøyjulen) en haar gletsjers (Stonebreen, Kong Johans Bre) reiken tot aan de Barentszzee. De laatste ijsuitbreiding naar zee vond plaats in 1971. De gletsjer Deltabreen komt uit in een reusachtige lagune (Tjuvfjordlaguna). De Siberische Zeestroom brengt koud water en drijfijs uit het oosten, ook in de zomer. De invloed van de Warme Golfstroom is hier nihil. Dit verklaart de ijzige omstandigheden aan de oostzijde van Edgeøya. Het planten- en dierenleven is hier armer dan in het westen en noordwesten van Spitsbergen. De west- en noordkust van het eiland hebben geen ijskap. Diskobukta, een ruime baai aan de westkust, en het zuidelijke Tjevfjorden zijn rijk aan vogels. Bij en op Edgeøya komen onder meer kleine alken, dikbekkoeten, zwarte zeekoeten, drieteenmeeuwen, kleine rietganzen, brandganzen en ivoormeeuwen voor.